Ruimte voor actuele kunst

Archief
LLS Paleis
2022

LLS Paleis Extra Muros: Stijn ter Braak in 019 Gent

30.04.2022 — 05.06.2022

Nieuw werk van Stijn ter Braak.

Opening op zaterdag 30 april van 16u tot 21u in 019, Gent.

 

NED

Ingebed in de wereld van Stijn ter Braak

 

Inleiding

Hoewel Stijn ter Braak (Groningen, 1995) aan de Koninklijke Academie van Antwerpen schilderkunst volgde, kennen we hem vooral van zijn monumentale sculpturen en installaties. Ter Braak toont kamers uit zijn leefwereld door de hem omringende objecten (“spullen”) met zelf gevonden afvalmateriaal opnieuw te maken. Terwijl hij dit gerief recupereert en recycleert, door er artefacten mee te maken, imiteert hij een groot aantal van de objecten die zijn leefomgeving vormgeven en plaatst ze in de wereld van de kunst. In die zin maakt ter Braak geen nieuwe of eigen vormen, maar kopieert bestaande objecten, hoe alledaags deze ook mogen zijn (een uitgegooide schoen, een rommelige sokkenbak, een gsm waarvan het scherm beschadigd is, …).

De titels van de werken bevatten het bezittelijk voornaamwoord “mijn”, gevolgd door de ruimte waarnaar ze verwijzen: mijn woonkamer (2020), mijn badkamer (2021), mijn slaapkamer (2022). Met dit “ik”-perspectief wil ter Braak tonen waar zijn inspiratiebron ligt: De voorbije twee jaren was vermoedelijk de focus op de eigen woonomgeving, het eigen interieur en het dagelijkse leven binnenshuis intenser dan ooit tevoren. Dat een jonge kunstenaar deze ruimtelijke beperkingen aangrijpt om een nieuw oeuvre te ontwikkelen, brengt hem in een avontuur waarvan hij zelf pas kan vaststellen of het werkt nadat de installatie gerealiseerd is.

Na zijn toeschouwers op het verkeerde been gezet te hebben met virtuoos nagemaakte “spullen” in mijn woonkamer -vooral zijn klokhuizen zijn amper van een echt exemplaar te onderscheiden-, ging hij bij het volgende werk een nieuwe uitdaging aan: onderzoeken in welke mate we kijken met onze ogen. De gespiegelde realiteit in mijn badkamer, die opnieuw gebouwd werd, verwarde en verraste vele toeschouwers omdat het hen confronteerde met hoe de hersenen invullen wat de ogen niet zien: er was namelijk geen spiegel. Wat Stijn ter Braak bewerkstelligt, is tonen dat wanneer je door een illusie bevangen wordt, je niet alleen met je ogen gekeken hebt, maar ook met iets anders in het brein: een herinnering, een gewoonte, een verwachtingspatroon, …. Niet Stijn ter Braak legt ons in de luren, dat doen we zelf door iets in te vullen dat er niet is.

Stijn ter Braak interesseert zich voor de na-maakbaarheid der dingen: De hele huisraad, etensresten, planten; of het nu om industrieel vervaardigde zaken of om elementen van organische oorsprong gaat, hij maakt ze na. Sommige objecten ogen aantrekkelijker in ter Braaks versie van de dingen, het merendeel echter is een gedegradeerde verschijning ervan. De verschraalde veelheid van zoveel overbodig gerief waarmee we denken ons te moeten omringen, toont de uitwassen van een blinde, louter op groei gerichte economie die altijd nog wel een nieuwe behoefte kan creëren om tot de aankoop van dat recent ontwikkelde product over te gaan. Deze veelheid kent zeker zijn climax in mijn badkamer, de plaats par excellence, waar altijd nog een extra crème, zalfje of cosmeticaproduct toegevoegd kan worden.

 

De mens zoekt de illusie op

 De monumentale “aanbouwconstructie” in hout, plastiek en karton (dit zijn alleszins de materialen die meteen in het oog springen) die we vanaf de begane grond kunnen zien als we 019 betreden, vertoont kenmerken van de bekende Vlaamse koterij. Ze doet ook denken aan krottenwijken, waar elementen van een stort als bouwmateriaal gebruikt worden. Her en der ontdekken we zogenaamd onafgewerkte spleten en gaten waardoor we kunnen binnen gluren. Het lijkt alsof we zicht hebben op iets waarvan het niet de bedoeling is dat we dit langs deze zijde zien.

Na een trap beklommen te hebben, worden we uitgenodigd ons hoofd door een gat te steken, en daar toont Stijn ter Braak mijn slaapkamer. De waarneming zelf vormt de focus van het werk: de bezoeker wordt staande naar een lighouding verplaatst. We bevinden ons niet enkel in de slaapkamer (van de kunstenaar), maar we liggen in zijn bed, ons hoofd bevindt zich op zijn hoofdkussen! Ondanks de persoonlijke leefomgeving die ter Braak in zijn werk toont en die zijn slaapkamer suggereert, is het interieur zowel intiem als universeel. Vanuit dit beperkte perspectief kan het kijken beginnen. De bewegingsvrijheid is minimaal. Een moment van verwarring. De bezoeker wordt het belevende ik en speelt nu een rol in het kunstwerk, de hoofdrol zelfs. Omdat de kijker slechts dit ene standpunt kent, heeft hij geen compleet overzicht. Hij is ingebed in de wereld die ter Braak gecreëerd heeft, en wat hij in zich opneemt ziet er zo aannemelijk uit dat hij al vlug de vreemde locatie en het bijhorende gezichtspunt vergeet.

In plaats van stil te staan bij dit ontregelend perspectief, begint men kleine dingen op te merken. Voor wie is dit geen bekende ervaring, en geeft dit op-de-rug-liggend rondkijken geen gevoel van déjà-vu? De vaste plaats van dingen die keer op keer bekeken (kunnen) worden. Wie vaak reist en in verschillende slaapkamers overnacht, kent het gevoel van desoriëntatie op een gegeven ogenblik in de nacht of ’s ochtends, niet zeker waar hij nu net wakker geworden is.

Is alles nog steeds hetzelfde?

Dit werk van Stijn ter Braak spreekt enkel over zichzelf. Het verwijst niet naar een wereld daar buiten, er is uitsluitend het hier en nu en de beleving ervan. Vorm gegeven introspectie. Dat kan bij sommigen een gevoel oproepen van verveling, of zelfs eenzaamheid, van opgesloten te zijn, maar ook van ontspanning; het ongeforceerd liggen en niets-doen ervaren anderen wellicht als een zegen, als een tegenpool van een hectisch of te vol leven. Wat alle bezoekers aan de tentoonstelling echter delen, is de individuele ervaring die enkel mogelijk is door een lichamelijke aanwezigheid. In een tijd waarin het digitale “delen” de meest intieme ruimte kan doen verworden tot een decor voor een performance, is deze lichamelijke aanwezigheid een basisvoorwaarde om de fysieke virtuele realiteit van het werk ten volle te kunnen ervaren.

Dit 90° gekanteld diorama, dat een mogelijke werkelijkheid toont, roept de sfeer op die heerst tussen slapen en waken. Het is een bizarre fata-morgana, een opgeroepen en geconstrueerde wereld, die op minimale wijze voorzien is van enkele kenmerkende attributen.

De aandacht voor het banale, het concrete, het lelijke ook, krijgt bij ter Braak plastisch vorm. Hij toont aan dat de weergave van de materie al tot stand gebracht kan worden door enkele suggestieve en onderscheidende kenmerken ervan aan te duiden. De toeschouwer als “vervollediger” van het werk doet de rest. Ter Braak noemt zijn voorwerpen eerder suggesties dan reconstructies. Met alle aandacht voor detail die het werk van ter Braak eigen is, blijft het een door de kunstenaar gekozen weergave van de realiteit. Nieuwsgierig naar of gefascineerd door wat de inboedel in een kamer allemaal over de gebruiker(s) ervan vertelt, registreert en onderzoekt de bezoeker de inhoud ervan en vormt zich een beeld van de gebruiker. Stijn ter Braak confronteert de kijkers met hun voyeuristische neigingen.

In de lengte gekanteld is onze waarneming van de objecten slechts beperkt. En ook daar gaat Stijn ter Braak op in. Waar zijn vorige “spullen” nog een quasi perfecte afwerking kregen, komt hier eerder een suggestie van decor naar voor. In mijn slaapkamer streeft ter Braak er niet naar de illusie compleet te maken. Dat kunnen we vanuit een ander standpunt zien, als we weer beneden zijn en door de openingen van de grote constructie kijken. De objecten zijn slechts afgewerkt voor zover ze in ons blikveld door het kijkgat waarneembaar zijn. Enkele centimeters verder is de plant al lang geen plant meer; het raam, de kapstok, houden alle op de functie te vervullen die nodig was om vanaf het hoofdkussen als zodanig waargenomen te worden.

De buitenzijde met haar ruwe naden, onaffe delen, grove spijkers, plastiek, en de spot die via het raam de belichting in de kamer voorziet, ontregelt voor de tweede keer de blik van de kijker: ziehier de ontmanteling van het optische bedrog. Met deze inkijk in de constructie van het illusionistisch spel maakt Stijn ter Braak alle kenmerken van zijn werk zichtbaar. En nu is de banaliteit van daarboven -letterlijk en figuurlijk- veraf.

 

Anders kijken

Gezichtspunten zijn sleutels tot telkens andere inzichten. Door op onopvallende wijze het maakproces te tonen, laat ter Braak ons vrij om zelf  te bepalen hoe we ons ten opzichte van het werk willen verhouden. Hij is een facilitator, een ceremoniemeester die het verlangen van de mens om te zien wat hij wil zien bevredigt.

Het veelvoud aan perpectieven in dit werk is dermate doorgedreven dat de bezoeker zich na deze tentoonstelling van andere, verstrekkender verschuivingen in onze tijd bewust kan worden.

Zijn kamer, een echte mensenkamer, alleen een beetje te klein, lag rustig tussen de vier bekende muren.(…) Gregors blik ging toen naar het raam, en het grauwe weer – men kon regendruppels horen slaan tegen het plaatwerk van het raam – maakte hem nogal melancholiek. “Hoe zou het zijn als ik nog wat langer sliep en alle dwaasheden vergat,” dacht hij, …

 (Uit “De Metamorfose”, Franz Kafka, 1915)

 

 

Stella Lohaus, april 2022

 

ENG

Embedded in the world of Stijn ter Braak

 

Introduction

Although Stijn ter Braak (Groningen, 1995) studied painting at the Royal Academy in Antwerp, we know him mainly for his monumental sculptures and installations. Ter Braak shows rooms from his everyday environment by recreating the objects (“stuff”) that surround him using found waste material. Recovering and recycling these things by turning them into artefacts, he imitates many of the objects that shape his living environment and places them in the world of art. In this sense Ter Braak does not create new or original forms but copies existing objects, however mundane (a thrown-off shoe, a messy sock bin, a mobile phone with a damaged screen, etc.).

The titles of the works contain the possessive pronoun “my”, followed by the space they refer to: my living room (2020), my bathroom (2021), my bedroom (2022). With this “I” perspective, Ter Braak shows his inspiration: the past two years, his focus on his own everyday surroundings, his own interior and his daily life indoors must have been more intense than ever. He seizes upon spatial limitations to develop a new body of work, embarking on an adventure whose impact can only be determined after the installation has been realised.

After misleading his spectators with virtuoso reproductions of “stuff” in my living room – his apple cores, especially, are hardly distinguishable from the real thing – he took up a new challenge with the next work: to investigate the extent to which we see with our eyes. The mirrored reality in my bathroom confused and surprised many spectators because it confronted them with how the brain fills in what the eyes don’t see: there was no mirror. Stijn ter Braak manages to demonstrate that when you’re duped by an illusion, you have not only watched with your eyes, but also with something else in the brain: a memory, a habit, expectations, … It’s not Stijn ter Braak who deludes us; we delude ourselves by filling in something that isn’t there.

Stijn ter Braak is interested in the re-makeability of things: the entire contents of the house, food leftovers, plants; whether they are industrially manufactured items or elements of organic origin, he imitates them. Some objects look more attractive in ter Braak’s version, most, however, are a degraded representation. The bleak multitude of so many superfluous things we think we need to surround ourselves with shows the excess of a blind, purely growth-oriented economy that is always ready to create new needs in order to make people buy recently developed products. This multitude certainly reaches its climax in my bathroom, the place par excellence of extra creams, ointments and cosmetic products.

 

Man Seeks Illusion

 

The monumental “extension” in wood, plastic and cardboard (these are the materials that immediately catch the eye) that we see from below when entering 019, resembles the famous Flemish koterijen, houses with extensions built on shoddy extensions. It is also reminiscent of slums, where dumping-ground rubbish is refurbished into building materials. Here and there, we discover supposedly unfinished cracks and holes through which we can peep in. It’s as if we have a view of something that we are not supposed to see from this side.

After climbing a staircase, we’re invited to stick our heads through a hole, and that’s where Stijn ter Braak shows us my bedroom. The focus of the work is the gaze itself: the visitor is put in a recumbent posture while standing. We’re not only in the artist’s bedroom, we’re in his bed, our head is on his pillow! Despite the personal surroundings shown by ter Braak and suggested by his bedroom, the interior is both intimate and universal. From this limited perspective, the watching can start. The freedom of movement is minimal. A moment of confusion. The visitor becomes the experiencing self and is now playing a role in the work of art, the leading role even. As the spectators only know this one perspective, they don’t have a complete overview. They are embedded in the world ter Braak has created, and what they take in looks so plausible that they soon forget the strange location and corresponding perspective.

Instead of dwelling on this disturbing perspective, one begins to notice certain small things. Who doesn’t know this experience? Doesn’t this lying-on-the-back looking around give everyone a feeling of déjà vu? The fixed place of things we look at again and again. Anyone who travels often and spends the night in different bedrooms, knows the feeling of disorientation at some point during the night or in the morning, of confusion over where they’ve just woken up.

Is everything still the same?

This work by Stijn ter Braak speaks only of itself. It doesn’t refer to a world outside; there is only the here and now and the experience thereof. Introspection given form. For some, this may evoke a feeling of boredom, or even loneliness, of being locked up; others may experience the relaxed lying down and doing nothing as a blessing, as the antithesis of a hectic or overfull life. All visitors to the exhibition will, however, share the individual experience that is made possible only through their physical presence. At a time when digital “sharing” turns the most intimate of spaces into a performance stage, this physical presence is a basic condition for fully experiencing the work’s physical virtual reality.

This 90-degree-tilted diorama, which shows a possible reality, evokes the atmosphere between sleeping and waking. It’s a bizarre fata morgana, an evoked and constructed world, minimally provided with a few characteristic attributes.

Ter Braak’s attention to the banal, the concrete and the ugly takes shape in a plastic manner. He demonstrates that the representation of matter can be achieved by pointing out a few suggestive and distinguishing features. As a “completer” of the work, the spectator does the rest. Ter Braak calls his objects suggestions rather than reconstructions. In spite of his minute attention to detail, the work remains a representation of reality that is chosen by the artist. Curious about or fascinated by what the contents of a room tell us about its user(s), the visitor registers and examines these contents and tries to picture that user. Stijn ter Braak confronts the spectators with their voyeuristic tendencies.

Tilted, our perception of the objects is limited. This too Stijn ter Braak addresses. Whereas his previous “stuff” was given a quasi-perfect finish, this is more of a suggested setting. In my bedroom, ter Braak does not strive to complete the illusion. That much is clear when we are back downstairs and look through the gaps in the large construction. The objects are only finished insofar as they are perceptible within our field of vision through the peephole. A few centimetres further, the plant has long ceased to be a plant; the window and the coat rack all cease to fulfil the function that was necessary for them to be perceived as such from the pillow.

The outside’s rough seams, unfinished parts, robust nails, plastic, and the spotlight that provides the light in the room through the window disrupt the viewer’s gaze for a second time: behold the dismantling of the optical illusion. With this insight into the construction of his illusionary game, Stijn ter Braak makes all the characteristics of his work visible. And now, the banality from up there is – literally and figuratively – far away.

 

A Different Gaze

Perspectives are keys to ever-changing insights. By discreetly showing the creative process, ter Braak leaves it up to us to decide how we want to relate to the work. He is a mere facilitator, a master of ceremonies who satisfies humankind’s desire to see what they want to see.

The range of perspectives in this work is so advanced that the visitor may become aware of other, more far-reaching shifts in our time.

His room, a proper room for a human being, only somewhat too small, lay quietly between the four well-known walls. […] Gregor’s glance then turned to the window. The dreary weather – the rain drops were falling audibly down on the metal window ledge – made him quite melancholy. “Why don’t I keep sleeping for a little while longer and forget all this foolishness,” he thought.

 (From The Metamorphosis, Franz Kafka, 1915, trans. Ian Johnston)

 

Stella Lohaus, April 2022